Schijnzelfstandigheid ZZP

De Belastingdienst gaat vanaf 1 januari 2025 de wet DBA handhaven. Hierover is ook al veel in het nieuws geweest. Wat is aan de hand? Hoe druk moet je je maken over je eigen situatie? En wat kun je het beste doen?

Handhaving wet DBA

De wet DBA (Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie) controleert de arbeidsrelatie tussen een zzp’er en een opdrachtgever. Tot halverwege 2016 kon je als zzp’er de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) aanvragen bij de Belastingdienst. Deze werd in 2016 vervangen door de wet DBA (Deregulering beoordeling arbeidsrelatie). Wanneer je als zzp’er voor een opdrachtgever gaat werken, moet je gezamenlijk bepalen of er sprake is van loondienst (een dienstbetrekking) of dat sprake is van een opdracht van de ene ondernemer aan de ander. Dat moet je dus pér opdrachtgever doen. Bij twijfel kun je dit checken met hulp van een webmodule.

 

Waar let de Belastingdienst op?

  • Gezagsverhouding: Is er een hiërarchische relatie tussen de opdrachtgever en de zzp’er? Krijgt de zzp’er instructies en aansturing zoals een werknemer? Hierbij is de mate van zelfstandigheid een cruciale factor.
  • Persoonlijke arbeid: Is de zzp’er verplicht om het werk zelf te verrichten, of kan hij of zij de opdracht ook uitbesteden aan een andere zzp’er?
  • Vergoeding: Ontvangt de zzp’er een vast bedrag (dat je ook kunt zien als salaris)?

 

Wanneer zijn je zorgen misschien wel terecht?

Er zijn een paar situaties waarbij je misschien aan de slag moet om de problemen voor te zijn.

  1. Langdurig werken aan één opdracht als zzp’er
    Een aanzienlijk deel van de zzp’ers (13%) verwacht als schijnzelfstandige te worden aangemerkt zodra de Belastingdienst begint met handhaven, blijkt uit onderzoek van KNAB onder 3.000 zzp’ers. Daarbij gaat het opvallend genoeg niet om laagbetaalde zzp’ers, maar juist om professionals die voor de overheid (28%) of in de ICT (21%) of Media & Communicatie (21%) actief zijn. Vaak werken ze langdurig aan één opdracht en zijn ze voor hun inkomen afhankelijk van één opdrachtgever.
  2. Organisatorische inbedding; de nasleep van het Deliveroo-arrest
    De rechter heeft in het Deliveroo-arrest een nieuw criterium toegevoegd om te bepalen of er van een verkapt dienstverband sprake is, “organisatorische inbedding” Als je als zzp’er zij-aan-zij werkt met de medewerkers van de opdrachtgever en onderworpen bent aan dezelfde regels en aansturing, dan wijst dit op een dienstverband. Als er te weinig wijst op ondernemerschap, concludeert de rechter al gauw dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, ook al is een zzp-contract afgesloten.
  3. Werkzaam in een sector met schijnzelfstandigheid
    De Belastingdienst heeft maar een beperkte capaciteit om te controleren (ook al komen er nieuwe inspecteurs bij). Dat betekent dat de aandacht zich vooral richt op sectoren waar vaker sprake is van schijnzelfstandigheid, zoals de bouw en logistiek.

Wat kun je zelf doen om zzp’er te blijven?
Heb je geen zin om terug in loondienst te gaan? Dan is het belangrijkste om te letten op de gezagsverhouding. Als daar sprake van is, loop je groot risico dat de Belastingdienst jouw werkzaamheden als een dienstbetrekking aanmerkt. Was je eerst in loondienst en daarna als zzp’er aan het werk bij dezelfde organisatie? Dan heb je ook redelijke kans dat je samenwerking vanaf 1 januari wordt aangemerkt als schijnzelfstandigheid.

  1. Te goedkoop werken, tegen een door de opdrachtgever bepaald tarief
    De belangrijkste reden om schijnzelfstandigheid aan te pakken is tweeledig. Ten eerste een betere (rechts)bescherming van en sociaal vangnet voor de groep werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. En het tegengaan van oneerlijke concurrentie door opdrachtgevers die een zzp-constructie misbruiken. Hiermee hebben ze fiscaal voordeel ten opzichte van bedrijven die hun medewerkers op de loonrol hebben staan. De Belastingdienst wil deze opdrachtgevers aanpakken door strenger te handhaven en naheffingen op te leggen.

 

Zo zorg je dat je ook in 2025 zzp-proof bent

  1. Maak nieuwe afspraken met de opdrachtgever
    Ga het gesprek aan, want als je wacht tot de opdrachtgever laat weten de samenwerking te stoppen, ben je te laat. Als de verhouding goed is, vinden jullie vast wel een oplossing om de samenwerking te continueren.
  1. Gedraag je als een ondernemer
    Een belangrijk criterium is de vraag in hoeverre je voor eigen rekening en risico werkt. Als je je gedraagt als ondernemer – bijvoorbeeld door aan marketing en acquisitie te doen, te investeren in bedrijfsmiddelen en voor meerdere opdrachtgevers te werken –, zit je goed.
  1. Verbreed je werkzaamheden. Maak je onmisbaar
    Nu je zzp’er bent, heb je de vrijheid om je te specialiseren en te bekwamen in nieuwe skills buiten je oude taken en werkzaamheden die je eerst als werknemer deed en daarna als zzp’er.
  1. Een gezonde mix aan opdrachtgevers verkleint je kwetsbaarheid
    Bij 70 procent van je omzet bij één opdrachtgever kan de Belastingdienst kritische vragen stellen. Verdeel je tijd over de verschillende opdrachtgevers.
  1. Bewaak je zelfstandigheid
    Door van “9 to 5” bij je opdrachtgever op een vaste werkplek aan één opdracht te werken, zet je jezelf in de hoek als schijnzelfstandige. Maak afspraken op basis van je “output” en bouw vrijheden in die je als werknemer niet hebt.

 

Risico’s

Het is belangrijk om na te gaan of er sprake is van schijnzelfstandigheid. Als er sprake is van schijnzelfstandigheid voor de opdrachtgever dan heeft de werknemer recht op werknemersbescherming, sociale verzekering, ontslagvergoeding en pensioenafdracht. Een werknemer heeft ook recht op vakantiegeld en vakantiedagen. Er worden dan correctieverplichtingen of naheffingsaanslagen voor de loonheffingen opgelegd. Tevens worden er boetes opgelegd welke kunnen oplopen op 10.000 euro. Als de schijn ZZP’er als werknemer wordt aangemerkt dan mogen er geen kosten worden afgetrokken en zal er een naheffingsaanslag inkomstenbelasting worden opgelegd.

 

De belastingdienst gaat controleren per 1 januari 2025 en kan naheffen en boetes opleggen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025.

 

Bron: https://www.dezzp.nl/

 

 

 

Prinsjesdag special voor dga’s

In het Belastingplan 2025 zit een groot aantal fiscale maatregelen opgenomen die een directeur grootaandeelhouder (dga) met zijn eigen bv direct raken. Het aantal wijzigingen is voor dga’s komend jaar wellicht nog groter, dan voor voorgaande jaren gold.

In deze notitie staan de belangrijkste maatregelen voor u als dga. Let wel, het zijn alleen zaken die specifiek over dga’s en hun eigen bv’s gaan. Los van deze maatregelen zijn er nog veel meer fiscale wijzigingen aangekondigd. Daarnaast zijn er vorig jaar ook al maatregelen aangekondigd, die met ingang van 2025 (of zelfs nog later) in werking treden.

Hierbij geldt een groot voorbehoud: deze notitie is geschreven op basis van de inhoud van het Pakket Belastingplan 2025, zoals dat op 17 september 2024 bekend is gemaakt. Het kan zijn dat de definitieve uitwerking van de plannen in de uiteindelijke wetgeving nog anders wordt.

 

Box 2-tarief

Het box 2-tarief is de laatste jaren onrustig. Tot en met 2023 was het simpelweg één tarief van 25% voor ontvangen dividenden uit en vervreemdingsvoordelen op aandelen in uw eigen bv, maar vanaf 2024 is het tarief gedifferentieerd in twee schijven. Tot € 67.000 per persoon geldt een tarief van 24,5%, het meerdere is in 2024 belast tegen 33%. Die hoge schijf van 33% wordt met ingang van 2025 nu weer verlaagd tot 31%.

Schematisch luidt de box 2-heffing:

Inkomen

Heffing

2024

Heffing

2025

van

tot

0

67.000

24,500%

24,500%

67.000

-

33,000%

31,000%

Houd er wel rekening mee dat vanaf 2025 de algemene heffingskorting (AHK) wordt verlaagd met ook het box 2-inkomen. Tot en met 2024 wordt de AHK alleen gekort met inkomen in box 1 (zoals het dga-loon), maar vanaf 2025 ook met inkomen in box 2 en box 3. De korting op de AHK vindt plaats met inkomen tot € 76.816.

Vooral dga’s (of fiscaal partner) met een inkomen dat lager is dan € 76.816, kunnen beter nog dit jaar dividend uitkeren dan pas volgend jaar. Want dit jaar is de heffing in de eerste box 2-schijf sowieso maximaal 24,5%, maar volgend jaar kan die effectief 31% worden, omdat u ook afgerond 6,5% minder AHK krijgt.

De 24,5%-schijf van € 67.000 geldt per persoon. Fiscaal partners mogen twee keer die schijf benutten, ongeacht wie het dividend geniet.

Daarnaast is het sowieso verstandig om goed na te denken over uw dividendbeleid. Door elk jaar wat dividend uit te keren, kunt wellicht steeds gebruik maken van de lage box 2-schijf. Als u winsten in een bv oppot, en later ineens tot uitkering laat komen, valt het dividend wellicht gedeeltelijk in de hoge box 2-schijf. En dat betekent een hogere belastingheffing.

 

Vennootschapsbelasting

De vennootschapsbelasting wijzigt komend jaar niet. De eerste schijf van € 200.000 blijft belast tegen 19%, het meerdere tegen 25,8%. Dit is al het derde jaar op rij dat de vennootschapsbelasting niet wijzigt.

Doordat de vennootschapsbelasting twee schijven kent, is het bij meerdere bv’s belangrijk om goed na te denken over de winsten in die bv’s. Daarbij moet u denken aan een holding met een winst van € 50.000 en een werkmaatschappij met een winst van € 350.000. Die hebben samen € 400.000 winst. Maar een deel van de winst van de werkmaatschappij wordt belast tegen 25,8%, terwijl de holding nog ‘ruimte’ in de eerste schijf heeft. Onder omstandigheden is het mogelijk om de belastbare winsten te beïnvloeden, bijvoorbeeld via een tussenjaarse fiscale eenheid. Dat kan vennootschapsbelasting besparen. In bovengenoemd voorbeeld maximaal € 10.200.

Integrale tarief

Als u winst in uw bv haalt, betaalt u eerst vennootschapsbelasting. Als u daarna die netto winst als dividend uitkeert, betaalt u over dat dividend box 2-heffing. Beide belastingen zijn progressief.

In een tabel komt dat als volgt tot uitdrukking:

Belastingheffing

Winst ≤ € 200.000

Winst > € 200.000

Box 2-tarief

24,5%

31,0%

24,5%

31,0%

Winst bv

100,000%

100,000%

100,000%

100,000%

Vpb

-19,000%

-19,000%

-25,800%

-25,800%

Nettowinst

81,000%

81,000%

74,200%

74,200%

Box 2-heffing

-19,845%

-25,110%

-18,179%

-23,002%

Netto dividend

61,155%

55,890%

56,021%

51,198%

Integraal tarief IB/Vpb

38,845%

44,110%

43,979%

48,802%

Iemand die zijn winst weet te spreiden, waardoor zijn vennootschapsbelasting niet hoger is dan 19% en regelmatig dividend uitkeert waardoor zijn box 2-heffing niet hoger is dan 24,5%, betaalt uiteindelijk maar 38,845% integraal aan belastingheffing.

In een worst case scenario, waarbij de winst in de bv wordt belast tegen 25,8% en het dividend tegen de hoge box 2-schijf van 31%, betaalt de dga integraal 48,802% belastingheffing.

 

Renteaftrek voor vastgoed-bv’s

Als een vastgoed-bv beleggingsvastgoed heeft gefinancierd met vreemd vermogen, is tot en met 2024 de rente voor kleine beleggers nagenoeg altijd volledig aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting, omdat de eerste € 1 miljoen aan betaalde rente sowieso fiscaal aftrekbaar is.

Dat gaat vanaf 2025 veranderen. Die drempel van € 1 miljoen komt te vervallen. Rente is dan alleen nog maar aftrekbaar tot maximaal 25% van de EBITDA, ofwel 25% van het operationele bedrijfsresultaat vóór afschrijvingen, rentelasten, belastingen en op- of afwaarderingen. Niet aftrekbare rente kan later onder voorwaarden alsnog aftrekbaar zijn.

Deze maatregel geldt voor alle bv’s die vastgoed verhuren aan derden. Het begrip ‘vastgoed-bv’ en het begrip ‘derden’ is exact in de nieuwe wetgeving omschreven. Als u vastgoed vanuit uw bv verhuurt, is het verstandig om in overleg te treden om te bezien of deze maatregel ook voor u gevolgen heeft. Dit, omdat het een complexe maatregel is, die stiekem vaak kan spelen, ook bij mkb-ondernemingen.

Het kan dan bijvoorbeeld aantrekkelijk zijn om leningen af te lossen met eigen vermogen in de bv of door eigen vermogen uit privé in die bv te storten en met dat geld de leningen af te lossen.

Dit is een hele vervelende maatregel voor bv’s die in vastgoed beleggen. Het raakt niet holdings die vastgoed aan een werkmaatschappij of zuster-bv verhuren. Zij worden niet als ‘derde’ beschouwd.

 

Giftenaftrek

Giften die een bv doet aan een ANBI of steunstichting SBB zijn vanaf 1 januari 2025 niet meer aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. Let wel, dat geldt alleen voor vennoot-schapsbelastingplichtige lichamen zoals bv’s, niet voor particulieren met een giftenaftrek in de inkomstenbelasting.

Sterker nog, giften door een eigen bv worden vanaf 2025 aangemerkt als een dividenduitkering aan de dga zelf, met als gevolg afdracht van dividendbelasting door de bv en belastingheffing in box 2 bij de dga. Daarna kan de dga in privé die gift onder voorwaarden weer wel aftrekken voor de inkomstenbelasting. Een van de voorwaarden daarvoor is dat een aftrek-drempel moet worden overschreden.

Mocht u overwegen om vanuit uw bv nog een gift te willen doen, dan kan dat daarom beter nog voor 1 januari aanstaande plaatsvinden.

 

Excessief lenen

Dit is op zich geen nieuwe maatregel. Als een dga (samen met zijn fiscaal partner) teveel leent van zijn eigen bv, wordt het meerdere aangemerkt als dividend. Die grens bedroeg op 31 december 2023 nog € 700.000, maar bedraagt vanaf 31 december 2024 € 500.000. De grens voor excessief lenen is dus met € 200.000 verlaagd.

Als het ernaar uitziet dat u en/of uw fiscaal partner op 31 december 2024 meer dan € 500.000 bij uw eigen bv hebt geleend, is het verstandig om contact op te nemen om te bezien of het verstandig is om dat te voorkomen, en zo ja, hoe. Vaak zal er niet eenvoudig, zo niet onmogelijk zijn om een oplossing te bedenken zijn, maar soms ook weer wel.

 

Dga-loon

Het dga-loon wordt op 1 januari 2025 waarschijnlijk verhoogd van € 56.000 naar € 57.000. De exacte verhoging is nog niet bekend. Dat wordt pas eind december 2024 bekend gemaakt.

De materie rondom de beloning van een dga is complex. Maar omdat een verhoging van het dga-loon doorwerkt naar andere inkomensafhankelijke voorzieningen, zoals de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW en wellicht nog andere inkomensafhankelijke regelingen, kost die salarisverhoging relatief gezien veel inkomstenbelasting. Vaak meer dan de besparing bij de bv wegens die extra salariskosten. Ofwel, dividend uitkeren is vaak goedkoper dan extra salaris uitbetalen.

De marginale belastingtarieven van een dga en diens partner luiden in 2025 als volgt:

Van

Tot

IB/PH

AHK

AK

ZVW

Effectief

0

11.628

35,820%

0,000%

-8,428%

5,260%

32,652%

11.628

28.406

35,820%

0,000%

-25,271%

5,260%

15,809%

28.406

38.441

35,820%

6,337%

-2,584%

5,260%

44,833%

38.441

43.071

37,480%

6,337%

-2,584%

5,260%

46,493%

43.071

75.860

37,480%

6,337%

6,510%

5,260%

55,587%

75.860

76.817

37,480%

6,337%

6,510%

0,000%

50,327%

76.817

129.077

49,500%

0,000%

6,510%

0,000%

56,010%

129.077

-

49,500%

0,000%

0,000%

0,000%

49,500%

Let wel, deze bedragen en percentages zijn onder voorbehoud. Een aantal variabelen wordt pas in de loop van november of december 2024 bekend gemaakt.

Uit de tabel blijkt dat als een dga zijn loon volgend jaar verhoogd van € 56.000 naar stel € 57.000, hij over die € 1.000 extra bruto loon 55,587% belasting betaalt. Terwijl de bv wellicht effectief maar een voordeel heeft van 38,845%, de combinatie van bespaarde vennootschapsbelasting en box 2-heffing.

 

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025

U kunt als dga onder voorwaarden uw onderneming via een aandelentransactie fiscaal erg gunstig overdragen aan iemand anders, bijvoorbeeld uw kind. Als dan sprake is van een schenking, is niet of nauwelijks schenkbelasting verschuldigd op grond van de zogenoemde BedrijfsOpvolgingsRegeling (BOR).

Daarnaast kan het zijn dat de box 2-claim die in beginsel ontstaat omdat u uw aandelen in uw eigen bv vervreemdt, kunt doorschuiven naar de bedrijfsopvolger, via de zogenoemde door-schuifregeling (DSR).

De BOR en de DSR zijn al jarenlang voorwerp van discussie, dus ook van wijziging. Elk jaar verandert er wel weer iets. Ook per 1 januari aanstaande gaat weer een aantal zaken veranderen. Die veranderingen zijn soms erg gunstig, maar soms ook nadelig ten opzichte van de huidige regeling in 2024. Het is dus belangrijk om goed na te denken over een bedrijfsopvolging, en dan vooral over de planning daarvan. Dat speelt overigens alleen als u de bv tegen een zacht prijsje overdraagt aan met name uw kinderen, of in het geheel wil schenken. Het speelt niet zozeer als u uw onderneming of de aandelen in uw eigen bv onder zakelijke voorwaarden wilt verkopen.

Als dit aan de orde is, kunt het beste eerst een afspraak maken. De wijzigingen zijn namelijk best wel ingewikkeld. Maar hoe luidt een opsomming van de meest belangrijke aangekondigde wijzigingen voor dga’s met een eigen bv:

  1. de doelmatigheidsmarge wordt vanaf 1 januari 2025 afgeschaft;
  2. voor bedrijfsmiddelen in de bv die gemengd zakelijk en privé worden gebruikt, gelden de BOR en de DSR vanaf 2025 alleen voor het zakelijke deel;
  3. vanaf 1 januari 2025 dient degene aan wie u aandelen geheel of gedeeltelijk schenkt, ten minste 21 jaar te zijn. De dienstbetrekking eis van drie jaar voor de DSR komt evenwel te vervallen;
  4. het bedrag dat voor de volle 100% aan ondernemingsvermogen is vrijgesteld wordt verhoogd tot € 1,5 mln, het meerdere voor 75%. Dit jaar is dat nog ongeveer € 1,3 mln volledig en het meerdere voor 83%;
  5. de voortzettingstermijn, dat is de termijn dat de verkrijger de aandelen minimaal moet houden en de bv de onderneming minimaal moet voortzetten, wordt volgend jaar verlaagd van 5 naar 3 jaar. Dat geldt echter alleen voor schenkingen en verervingen van ondernemingen vanaf 1 januari 2025;
  6. vanaf 2026 vallen alleen gewone aandelen nog maar onder de BOR, in beginsel geen preferente aandelen of tracking stocks. Daarbij verdienen zogenoemde hybride aandelen extra aandacht, die kan de fiscus als preferente aandelen aanmerken;
  7. de bezitstermijn en de voortzettingstermijn worden versoepeld als het gaat om herstructureringen van bv-structuren.

Het is erg belangrijk dat u tijdig een mogelijk voornemen om uw onderneming over te dragen aankaart. Het kan namelijk een aantal jaren duren, voordat uw onderneming helemaal geschikt is voor de BOR en/of DSR.

 

Expat-regeling

Als u gebruik maakt van expats, dan moet u er rekening mee houden dat de expat-regeling, ook wel genoemd de 30%-regeling, gaat veranderen.

Eigenlijk zou de expat-regeling al met ingang van 1 januari aanstaande veranderen, in de zin dat alleen over de eerste 20 maanden 30% van het loon van kwalificerende extraterritoriale werknemer aan te merken is als onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten. In daaropvolgende 20 maanden nog slechts 20% en voor laatste 20 maanden 10%.

Die versobering is echter teruggedraaid. De belastingvrije vergoeding blijft in 2025 en in 2026 gewoon 30%, maar wordt vanaf 2027 teruggebracht tot 27%. En dit, zonder afbouwtraject.

Als dekking voor het terugdraaien van de versobering van de expat-regeling wordt de salaris-norm binnen de 30%-regeling verhoogd van € 46.107 naar € 50.436 euro (prijzen 2024). De 30%-regeling voor expats die jonger zijn dan 30 jaar met een mastergraad, wordt evenredig aangepast: van € 35.048 naar € 38.338.

Voor ingekomen werknemers die de expat-regeling al voor 2024 toepasten, geldt overgangsrecht: voor hen blijft het forfait 30% en blijven ook de oude (geïndexeerde) salarisnormen van toepassing.

 

Inflatiecorrectie eindheffing bestelauto

Een aantal bv’s stelt als werkgever een bestelauto van de zaak ter beschikking aan twee of meer werknemers, die de auto afwisselend gebruiken. Dan geldt onder voorwaarden al vanaf 2006 zogenoemde € 300-regeling. Daarbij mag een werkgever de bijtelling wegens privégebruik van de bestelauto aanwijzen als eindheffingsloon.

De hoogte van dat bedrag van € 300 wordt nu voor eerst sinds 2006 i.v.m. inflatie m.i.v. 01 januari aanstaande aangepast naar € 438.

 

Andere maatregelen

Behalve bovenstaande maatregelen gaat nog een aantal fiscale zaken veranderen, die voor u als dga belangrijk kunnen zijn.

  • In de box 3-heffing zijn helaas nóg meer onduidelijkheden en onzekerheden ontstaan. Zeker nadat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat een particulier alleen maar box 3-belasting hoeft te betalen over zijn werkelijk rendement, althans als dat lager is dan het forfaitaire rendement. Daarbij levert vooral het begrip werkelijk rendement discussie op. Deze materie wordt steeds complexer en wordt echt maatwerk.
  • Het box 3-tarief bedraagt dit jaar 36%. Het zou volgend jaar worden verlaagd naar 34%, maar die verlaging gaat niet door. Het tarief blijft 36%.
  • De eerder aangekondigde herinvoering van de rode diesel voor de landbouw gaat ook niet door.
  • De overdrachtsbelasting voor woningen waarin de koper niet zelf gaat wonen (beleg-gingswoningen), wordt in 2026 verlaagd van 10,4% naar 8%.
  • De salderingsregeling voor zonnepanelen wordt met ingang van 2027 definitief afgeschaft.
  • De 25% tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s blijft geldig tot en met 2029.

Deze notitie geeft de belangrijkste wijzigingen weer die op Prinsjesdag 2024 bekend zijn gemaakt. En dan speciaal voor u, als dga met uw eigen bv. Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of telefonisch via 033-2451651.

 

Prinsjesdag voor u als IB-ondernemer

Prinsjesdag voor u als IB-ondernemer

In het Belastingplan 2025 zit een groot aantal fiscale maatregelen opgenomen die ondernemers direct raken. Het aantal wijzigingen is voor ondernemers echter minder groot dan voorgaande jaren.

In deze notitie staan de belangrijkste maatregelen voor u als IB-ondernemer aan de orde komen. Let wel, het zijn alleen zaken die specifiek over ondernemers in de inkomstenbelastingsfeer gaan. Los van deze maatregelen zijn er nog veel meer fiscale wijzigingen aangekondigd. Daarnaast zijn er vorig jaar ook al maatregelen aangekondigd, die met ingang van 2025 (of zelfs nog later) in werking treden.

Hierbij geldt een groot voorbehoud: deze notitie is geschreven op basis van de inhoud van het Pakket Belastingplan 2025, zoals dat op 17 september 2024 bekend is gemaakt. Het kan zijn dat de definitieve uitwerking van de plannen in de uiteindelijke wetgeving nog anders wordt.

 

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek (ZA) is een aftrekpost voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium, dat wil zeggen als hoofdregel minstens 1225 uur per jaar in hun onderneming werkzaam zijn.

Eerder was al aangekondigd dat de zelfstandigenaftrek versneld wordt afgebouwd. Dit jaar (2024) werd de zelfstandigenaftrek nog € 3750, volgend jaar wordt hij volgens plan € 2470 en wordt verder afgebouwd tot € 900 in 2027. De startersaftrek blijft wel de huidige € 2.123.

In een tabel:

Jaar

Aftrek

2024

3.750

2025

2.470

2026

1.200

v.a. 2027

900

Wat betekent dat concreet voor u:

  • door de daling van de zelfstandigenaftrek stijgt uw fiscale winst de komende jaren;
  • door de stijging van de fiscale winst wordt u meer box 1-heffing verschuldigd.

 

Mkb-winstvrijstelling

De mkb-winstvrijstelling is een vrijstelling die alle IB-ondernemers krijgen, ongeacht of ze voldoen aan het urencriterium of niet. De aftrek bedroeg tot en met 2023 nog 14% van de winst, maar was in 2024 al teruggebracht naar 13,31% van de winst. De vrijstelling wordt vanaf 2025 verder teruggebracht naar 12,7%. Dat betekent dat de belastingheffing over uw winst uit onderneming effectief stijgt.

 

Tarief inkomstenbelasting box 1

Het inkomstenbelastingtarief in box 1, waarin uw winst uit onderneming wordt belast, wordt anders. Tot en met 2024 kende box 1 twee belastingschijven, vanaf 2025 wordt het er drie. De lage box 1-schijf uit 2024 is gesplitst over twee schijven. De nieuwe eerste schijf is wat lager dan de oude eerste schijf, de nieuwe tweede schijf is wat hoger dan de oude eerste schijf.

Het effect is dat lagere inkomens wat minder inkomstenbelasting gaan betalen en hogere inkomens wat meer.

De tarieven bedragen over 2025 als volgt:

Box 1-inkomen

IB/PH

van

tot

-

€ 38.441

35,82%

€ 38.441

€ 76.816

37,48%

€ 76.816

-

49,50%

Voor IB-ondernemers stijgt het effectieve belastingtarief echter wel, omdat de mkb-winstvrijstelling lager wordt. Daardoor wordt meer winst belast.

Ook de algemene heffingskorting wordt voor iedereen verlaagd. Die bedraagt over 2024 nog maximaal € 3.362, in 2025 nog maximaal € 3,068. De arbeidskorting waar onder andere ook u als IB-ondernemers recht op heeft, blijft nagenoeg gelijk.

Wat betekent dat concreet voor u:

  • u wordt over uw winst meer inkomstenbelasting verschuldigd;
  • hoeveel meer hangt helemaal van uw privésituatie af. Dat is echt maatwerk.

Als we rekening houden met de 12,7% mkb-winstvrijstelling luiden de effectieve box 1-tarieven over uw winst uit onderneming:

Box 1-inkomen

IB/PH

van

tot

-

€ 38.441

31,06%

€ 38.441

€ 76.816

33,72%

€ 76.816

-

44,74%

 Maar nog steeds zijn dit de ‘kale’ inkomstenbelastingtarieven. Hierbij is geen rekening gehouden met bijvoorbeeld de arbeidskorting (AK), algemene heffingskorting (AHK) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW).

 

Kostenaftrek werkruimte

Op 29 november 2016 had het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden al geoordeeld dat als een huurrecht van een woning wordt gerekend tot het ondernemingsvermogen, de kosten van een niet-zelfstandige werkkamer niet aftrekbaar zijn als huurderslasten. Denk daarbij aan inrichtingskosten (meubilair, stoffering, behang, e.d.) en kosten van gas, water en elektriciteit.

Dat wordt nu uitdrukkelijk in de wet opgenomen. Daardoor wordt het voor ondernemers die een woning huren definitief niet mogelijk om nog huisvestingskosten ten laste van hun winst te brengen.

 

Inflatiecorrectie eindheffing bestelauto

Een aantal ondernemers stelt als werkgever een bestelauto van de zaak ter beschikking aan twee of meer werknemers, die de auto afwisselend gebruiken. Dan geldt onder voorwaarden al vanaf 2006 zogenoemde € 300-regeling. Daarbij mag een werkgever de bijtelling wegens privégebruik van de bestelauto aanwijzen als eindheffingsloon.

De hoogte van dat bedrag van € 300 wordt nu voor eerst sinds 2006 i.v.m. inflatie m.i.v. 01 januari aanstaande aangepast naar € 438.

 

Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025

U kunt als IB-ondernemer onder voorwaarden uw onderneming fiscaal erg gunstig overdragen aan iemand anders, bijvoorbeeld uw kind. Als dan sprake is van een schenking, is niet of nauwelijks schenkbelasting verschuldigd op grond van de zogenoemde BedrijfsOpvolgingsRegeling (BOR).

De BOR is al jarenlang voorwerp van discussie, dus ook van wijziging. Elk jaar verandert er wel weer iets. Ook per 1 januari aanstaande gaat weer een aantal zaken veranderen. Die veranderingen zijn soms erg gunstig, maar soms ook nadelig ten opzichte van de huidige regeling in 2024. Het is dus belangrijk om goed na te denken over een bedrijfsopvolging, en dan vooral over de planning daarvan. Dat speelt overigens alleen als u uw IB-onderneming tegen een zacht prijsje overdraagt aan met name uw kinderen, of in het geheel wil schenken. Het speelt niet zozeer als u uw onderneming of de aandelen in uw eigen bv onder zakelijke voorwaarden wilt verkopen.

Als dit aan de orde is, kunt het beste eerst een afspraak maken. De wijzigingen zijn namelijk best wel ingewikkeld. Maar hoe luidt een opsomming van de meest belangrijke aangekondigde wijzigingen voor IB-ondernemers:

  1. de doelmatigheidsmarge wordt vanaf 1 januari 2025 afgeschaft;
  2. bedrijfsmiddelen in de IB-onderneming die gemengd zakelijk en privé worden gebruikt, zijn alleen nog voor het zakelijke deel gunstig over te dragen;
  3. vanaf 1 januari 2025 dient degene aan wie u uw onderneming geheel of gedeeltelijk schenkt, ten minste 21 jaar te zijn;
  4. het bedrag dat voor de volle 100% aan ondernemingsvermogen is vrijgesteld wordt verhoogd tot € 1,5 mln, het meerdere voor 75%. Dit jaar is dat nog ongeveer € 1,3 mln volledig en het meerdere voor 83%;
  5. de voortzettingstermijn, dat is de termijn dat de verkrijger de onderneming minimaal moet voortzetten, wordt volgend jaar verlaagd van 5 naar 3 jaar. Dat geldt echter alleen voor schenkingen van ondernemingen vanaf 2025.

Het is erg belangrijk dat u tijdig een mogelijk voornemen om uw onderneming over te dragen aankaart. Het kan namelijk een aantal jaren duren, voordat uw onderneming helemaal geschikt is voor de BOR.

Aanpassing van de KOR in de omzetbelasting

De zogenoemde Kleine Ondernemers Regeling (KOR) in de omzetbelasting wijzigt vanaf 1 januari 2025.

Zo vervalt de verplichte deelname van minimaal 3 jaar. Een ondernemer mag zich voortaan op elk willekeurig moment afmelden. Daarnaast geldt nu na afmelding een wachttijd van 3 jaar, wil iemand weer aan de KOR meedoen. Die uitsluitingsperiode wordt beperkt tot de rest van het kalenderjaar met het volle daarop volgende kalenderjaar.

Aan- en afmelden kan vanaf 1 oktober 2024 overigens via “Mijn Belastingdienst Zakelijk”.

De KOR eindigt sowieso voor buitenlandse ondernemers met een vaste inrichting voor de btw in Nederland.

Daarnaast is het belangrijk om te vermelden dat er een EU-KOR komt. Tot 01 januari 2025 kunnen ondernemers die zijn gevestigd in Nederland alleen in Nederland de KOR toepassen. Met de EU-KOR kan men vanaf 2025 ook btw-vrijstelling krijgen voor één of meer EU-landen waar men zakendoet.

Is men bijvoorbeeld KOR-deelnemer in Frankrijk, België en Italië, dan krijgt men btw-vrijstelling in deze drie landen. Maar men kan er ook voor kiezen om alleen in bijv. België aan EU-KOR mee te doen. Dan krijgt hij alleen in België btw-vrijstelling.

Voor de EU-KOR moet men wel aan extra voorwaarden voldoen:

  • de hoofdvestiging van de onderneming moet in Nederland zijn gevestigd;
  • de maximale jaaromzet bedraagt € 100.000 (in alle EU-landen, inclusief Nederland);
  • deelnemers van de EU-KOR moeten zich houden aan de nationale omzetgrens van het EU-land waar ze de btw-vrijstelling toepassen.

De gevolgen van EU-KOR zijn als volgt:

  • als KOR-deelnemer berekent u geen btw aan klanten in andere EU-landen;
  • u trekt daar ook geen btw af, ook niet voor kosten die u voor zijn leveringen heeft gemaakt;
  • u betaalt geen btw aan de Belastingdienst van land waar u zakendoet, u hoeft daar dus geen btw-aangifte te doen;
  • u moet wel elk kwartaal opgaaf kwartaalomzet bij de Nederlandse Belastingdienst indienen. Dat is een overzicht van de omzet die u in een kwartaal in hele EU heeft behaald.

Andere maatregelen

Behalve bovenstaande maatregelen gaat nog een aantal fiscale zaken veranderen, die voor u als dga belangrijk kunnen zijn.

  • In de box 3-heffing zijn helaas nóg meer onduidelijkheden en onzekerheden ontstaan. Zeker nadat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat een particulier alleen maar box 3- belasting hoeft te betalen over zijn werkelijk rendement, althans als dat lager is dan het forfaitaire rendement. Daarbij levert vooral het begrip werkelijk rendement discussie op. Deze materie wordt steeds complexer en wordt echt maatwerk.
  • Het box 3-tarief bedraagt dit jaar 36%. Het zou volgend jaar worden verlaagd naar 34%, maar die verlaging gaat niet door. Het tarief blijft 36%.
  • De eerder aangekondigde herinvoering van de rode diesel voor de landbouw gaat ook niet door.
  • De overdrachtsbelasting voor woningen waarin de koper niet zelf gaat wonen (beleggingswoningen), wordt in 2026 verlaagd van 10,4% naar 8%.
  • De salderingsregeling voor zonnepanelen wordt met ingang van 2027 definitief afgeschaft.
  • De 25% tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s blijft geldig tot en met 2029.

Deze notitie geeft de belangrijkste wijzigingen weer die op Prinsjesdag 2024 bekend zijn gemaakt. En dan speciaal voor u, als IB-ondernemer. Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of telefonisch via 033-2451651.

IB-ondernemer of BV-structuur?

De laatste jaren zijn de belastingtarieven behoorlijk op de schop gegaan. En komende jaren wordt dat niet anders. Dit leidt ertoe dat een ondernemer opnieuw moet nadenken over zijn rechtsvorm: liever IB-ondernemer of liever een bv-structuur?

Een paar voorbeelden van tariefsveranderingen:

  • de zelfstandigenafbouw wordt teruggebracht van € 7.280 in 2019 tot € 900 in 2027;
  • de mkb-winstvrijstelling wordt in 2024 verlaagd van 14% naar 13,31% en volgens art. II, onderdeel Aa van het gewijzigde voorstel van het Belastingplan 2024 vanaf 2025 naar 12,7%;
  • de zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling zijn nog maar aftrekbaar tegen de lage box 1-schijf van ongeveer 37%;
  • vanaf 2023 kan niet meer aan de FOR worden gedoteerd;
  • de tarieven van de vennootschapsbelasting zijn vanaf 2019 jaarlijks gewijzigd;
  • het box 2-tarief bedraagt vanaf 2024 24,5% over de eerste schijf van € 67.000 per persoon (fiscaal partners: samen € 134.000) en 33% over het meerdere;
  • de doelmatigheidsmarge bij het dga-loon is in 2023 afgeschaft;
  • de heffingskortingen zijn de laatste jaren steeds verhoogd.

Dit leidt ertoe dat een ondernemer opnieuw moet nadenken over zijn rechtsvorm: liever IB-ondernemer of liever een bv-structuur?

Andere dan fiscale motieven voor de bv

Voorop gesteld, de fiscaliteit is maar één overweging die bij de keuze IB-onderneming of bv een rol speelt. En eigenlijk zelfs maar een bescheiden rol. Er zijn andere overwegingen die belangrijker zijn:

  • is de onderneming risicovol vanwege de aansprakelijkheidsbeperking van de bv;
  • is de onderneming kapitaalintensief;
  • staat een verkoop van de onderneming of opvolging op de rol;
  • wil je key persons in de onderneming laten participeren;
  • als sprake is van meerdere ondernemers, krijg je dan bij een bv-structuur minderheidsaandeelhouders, waardoor sociale verzekeringsplicht om de hoek komt kijken?
  • en last but not least: de kosten. Een bv-structuur is nu eenmaal duurder dan een IB-onderneming, zowel initieel bij het optuigen van de structuur als structureel.

Het advies ‘bv ja / bv nee’ is dan ook echt maatwerk. De nieuwe fiscale werkelijkheid dwingt ondernemers om opnieuw na te denken over de rechtsvorm waarin hij onderneemt. Voor meer informatie staan we u graag te woord. 

Nieuw btw-nummer voor eenmanszaken

Ruim 1 miljoen eenmanszaken krijgen een nieuw btw-nummer

Vanaf 1 januari 2020 vermeldt u het nieuwe btw-identificatienummer niet alleen op uw facturen, maar ook op uw website en briefpapier.

Uitsluitend voor de communicatie met de Belastingdienst blijft u het oude, op BSN gebaseerde nummer, gebruiken. Dat heet vanaf 2020 het omzetbelastingnummer.

Er komt geen overgangsregeling. Daarom ontvangt u uw nieuwe nummer al dit najaar.

Het is raadzaam om het nieuwe nummer door te geven aan zakelijke relaties, zoals uw boekhouder, vaste leveranciers en zakelijke klanten. Uiteraard moet het nummer ook tijdig ingevoerd worden in de software die u voor facturatie en administratie gebruikt. Doet u zaken met het buitenland of maakt u gebruik van de verleggingsregeling, dan gelden speciale aandachtspunten.